TIJDELIJKE COVID-19 WET ONTLEED
Als we niet uitkijken is de ‘tijdelijke’ Covid-19 wet een feit. De kans is vrij groot. De media maakt de bevolking er al warm voor. De eerste versie is wat afgezwakt, de verplichte corona app is er uit en het zomaar binnendringen van woningen zonder huiszoekingsbevel is er ook uit. Maar nog steeds gaat deze coronawet volgens meerdere staatsrechtgeleerden veel te ver. Degenen die wakker zijn snappen dat dit een regelrechte ramp is. Er wordt gesproken over het op democratische wijze afschaffen van de democratie. Er wordt geroepen dat we nu al in een dictatuur leven, dat de rechtsstaat en de democratie al de facto zijn afgeschaft. Is dat echt zo? Komen we dan in het rijtje DDR, China, Noord-Korea? Of nog erger? Waarom komt die wet er eigenlijk? Op die laatste vraag alvast het antwoord, de rest komt nadat we de wet behandeld hebben. De wet komt er om de lockdown een wettelijke basis te geven. Dat klinkt heel geruststellend, maar dat zegt de regering omdat ze zelf ook wel inzien dat de juridische constructie zo ook niet kan: noodverordeningen die via de veiligheidsregio’s naar alle gemeentes zijn gelast om maandenlang van kracht te blijven. Die zijn daar helemaal niet voor bedoeld, afgezien dat het Covid-19 virus daar een vals voorwendsel voor is. Maar leg je het in de wet vast dan is het tenminste wel goed geregeld. Ja staatsrechtelijk klopt dat, als de Tweede Kamer en Eerste Kamer ermee instemmen is het een wet die gehandhaafd kan worden zoals die bedoeld is. Is dat een vooruitgang?
We gaan het wetsvoorstel behandelen en analyseren, artikel voor artikel, lid voor lid. Het is voor de bevolking zo belangrijk te snappen wat de wet inhoudt, omdat het zoveel impact zal hebben op het leven van werkelijk iedere burger. Daarom gaan we er diep op in. In de linkerkolom ziet u de letterlijke wettekst, zoals het voorstel luidt volgens versie 2. In de rechterkolom staat het commentaar van uw Corona Nuchterheid redacteur. Aan het eind gaan we conclusies trekken.
35 526 | Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) |
Nr. 2 | VOORSTEL VAN WET |
WETTEKST | COMMENTAAR van Corona Nuchterheid |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van OranjeNassau, enz. enz. enz. | Bij de gratie gods? Hoezo scheiding tussen kerk en staat? |
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: | Ja, saluut! |
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor de huidige fase van de bestrijding van de epidemie van covid-19 tijdelijk een aanvullend wettelijk instrumentarium te creëren in de Wet publieke gezondheid dat voor de langere termijn een juridische basis vormt voor een samenleving waarin het houden van afstand en andere gedragsvoorschriften van groot belang zijn; | De koning is dus ook nog niet wakker. Let op, men spreekt niet over een pandemie, maar slechts een epidemie. Men spreekt over covid-19. Opmerkelijk, die is al voorbij. Is een tweede golf dan een covid-20 of nog steeds covid-19? En als er andere sars- of coronavarianten uitbreken? |
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: | De koning is het er dus mee eens dat de regering haar bevolking op deze manier onderdrukt. |
ARTIKEL I WIJZIGING WET PUBLIEKE GEZONDHEID | |
De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd: | |
A | |
Onder vernummering van hoofdstuk Va tot hoofdstuk VIIa wordt na artikel 58 een hoofdstuk ingevoegd, luidende: | |
HOOFDSTUK VA. TIJDELIJKE BEPALINGEN BESTRIJDING EPIDEMIE COVID19 | Hoe tijdelijk de bepalingen zijn zien we verderop. |
§ 1. Algemene bepalingen | |
Artikel 58a Begripsbepalingen | |
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: | |
besloten plaats: een andere dan openbare of publieke plaats en een daarbij behorend erf, met inbegrip van gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; | |
epidemie: de epidemie van covid-19, veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2; | Dus als er straks een covid-20 is dan geldt deze wet niet. (Zou het?) |
evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak; | |
justitiële inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Penitentiaire beginselenwet, inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet 2 verpleging ter beschikking gestelden of gesticht als bedoeld in artikel 2 van de Wet beginselen gevangeniswezen BES; | |
kinderopvang: een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang; | |
mantelzorger: natuurlijke persoon die rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie zorg of hulp verleent zonder dat dit beroeps- of bedrijfsmatig geschiedt; | |
onderwijsinstelling: een school, instelling of exameninstelling in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet op het onderwijstoezicht, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling; | |
Onze Ministers: Onze Minister, Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk; openbare plaats: een openbare plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties; | |
opsporingsambtenaar: een persoon die bij of krachtens artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering of artikel 184 of 185 van het Wetboek van Strafvordering BES is belast met de opsporing van strafbare feiten; | |
persoon met een handicap: een persoon als bedoeld in artikel 1, tweede zin, van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169, en 2014, 113); | |
publieke plaats: een voor het publiek openstaand gebouw als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet of artikel 176, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en een daarbij behorend erf, of een voor het publiek openstaand lokaal, voertuig of vaartuig, met uitzondering van gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; | |
veilige afstand: de afstand, bedoeld in artikel 58f, tweede lid; | |
zorgaanbieder: zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, of als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet zorginstellingen BES, jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; | |
zorglocatie: bouwkundige voorziening of deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein waar zorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen wordt verleend of waar beschermd wonen of opvang als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 plaatsvindt of accommodatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet; | |
zorgverlener: een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet verleent, een jeugdhulpverlener als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, een beroepskracht als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een zorgverlener als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES. | |
2. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder: | |
basisregistratie personen: basisadministratie als bedoeld in de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES; | |
evenement: | |
a. een herdenkingsplechtigheid; | |
b. een braderie; | |
c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging of samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; | Het heeft er hier schijn van dat er voor religieuzen een uitzondering wordt gemaakt. Alsof het virus zich daar iets van aan zal trekken. De Wet openbare manifestaties biedt overigens zelf ook al de mogelijkheid op beperkingen op te leggen ter bescherming van de gezondheid, en trouwens ook in het belang van het verkeer of voorkoming van wanordelijkheden. |
d. een voorstelling of een feest op een andere plaats dan in een woning of op een daarbij behorend erf of in een gebouw of op een plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; | Grondwet art.6 lid 2: De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. |
e. een wedstrijd; | |
f. een beurs; | |
g. een congres; | |
woning: een daarbij behorend erf. | |
Artikel 58b Doel en reikwijdte | |
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestrijding van de epidemie, of een directe dreiging daarvan. | Let op, het gaat dus om een epidemie. Geen pandemie, wellicht ter indekking van feit dat Covid-19 geen pandemie is. En met de epidemie bedoelen ze nog steeds Covid-19, want dat staat zo bij de begripsbepalingen. |
2. De bij of krachtens dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden worden slechts toegepast voor zover die toepassing noodzakelijk is voor het in het eerste lid genoemde doel en evenredig is aan dat doel. | Dit is een belangrijke: deze toegekende bevoegdheden gelden dus uitsluitend voor Covid-19. Dat is mooi want die is voorbij. En de bevoegdheden worden slechts toegepast voorzover noodzakelijk en evenredig aan dat doel. Welnu, dat zijn de maatregelen niet dus kunnen we eigenlijk het hele hoofdstuk overslaan. En ook al zou er over de vraag over welke epidemie we moeten bestrijden geen discussie zijn, dan is het altijd nog de vraag of toepassing van de bevoegdheden echt noodzakelijk zijn, en of de toepassing evenredig is aan het doel. Dat hangt weer af van welke wetenschapper je het vraagt, en niet te vergeten aan welke rechter je het vraagt. Het zou niet mogen uitmaken maar in het huidige maatschappelijke klimaat is dat wel een issue. |
3. Dit hoofdstuk is mede van toepassing in de Nederlandse exclusieve economische zone op een mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onder o, van de Mijnbouwwet en een windpark als bedoeld in artikel 1 van de Wet windenergie op zee. | Het zal er wel mee te maken hebben dat op de territoriale wateren in de Noordzee de Nederlandse wet niet direct van toepassing is, maar dat installateurs die in de frisse zeewind windmolenparken aan het aanleggen zijn, ook anderhalve meter afstand moeten houden. |
Artikel 58c Procedurevoorschriften ministeriële regelingen | |
1. De vaststelling van een krachtens dit hoofdstuk vast te stellen ministeriële regeling geschiedt door Onze Ministers, in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad. | Een of meerdere ministers kunnen dus een ministeriële regeling vaststellen. Waarover staat verderop in deze wet omschreven, hoe en met welke middelen niet. Daar heeft de minister dus behoorlijke vrijheid. De ministerraad mag er nog even zijn gevoel over uitspreken maar de volksvertegenwoordigers mogen er niks meer over zeggen. Bij goedkeuring van de wet geven zij hier dus heel veel weg. |
2. De vaststelling geschiedt niet eerder dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd. | Een lockdown kan dus nooit direct ingaan, er moet altijd een week tussen zitten. |
Artikel 58d Bevoegdheid voorzitter van de veiligheidsregio | |
1. Indien de uitoefening van die bevoegdheid leidt tot gevolgen van meer dan plaatselijke betekenis, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan Onze Minister, al dan niet op aanbeveling van de voorzitter van de veiligheidsregio, besluiten dat de voorzitter van de veiligheidsregio in de betrokken gemeente bij uitsluiting bevoegd is toepassing te geven aan: | |
a. een bij of krachtens dit hoofdstuk aan de burgemeester toegekende bevoegdheid; | |
b. de in artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet aan de burgemeester toegekende bevoegdheid, indien het de handhaving van bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels betreft. | Burgemeesters krijgen feitelijk dus een bevoegdheid via de voorzitter van een veiligheidsregio. Ze krijgen dus niet een instructie. Ze kunnen een advies dus naast zich neerleggen. |
2. Zodra een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid zich niet langer voordoet, trekt Onze Minister zijn besluit in. | |
Artikel 58e Differentiatie en ontheffingen | |
1. In een krachtens dit hoofdstuk vast te stellen ministeriële regeling kan in ieder geval onderscheid worden gemaakt: | De term ‘ministeriële regeling’ zullen we in deze wet nog vaak tegenkomen, meestal in combinatie met een vervoeging van ‘kunnen’. Op zich geeft het de minister de flexibiliteit om maatwerk te leveren, maar het geeft ook negatieve bijwerkingen, waar we dadelijk nog wel op komen. |
a. binnen en tussen gemeenten en met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; | |
b. tussen personen, op basis van leeftijd; | |
c. tussen activiteiten; | |
d. tussen openbare, publieke en besloten plaatsen, of gedeelten daarvan. | |
2. De burgemeester kan met het oog op bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van: | |
a. het bepaalde bij of krachtens artikel 58g, eerste lid, 58h of 58i; | Dit gaat over groepsvorming, publieke plaatsen, en evenementen en het gaat er in dit lid 2a om dat de burgemeester hier ontheffing aan kan verlenen. |
b. de krachtens artikel 58s, eerste lid, eerste zin, of 58j, eerste lid, gestelde regels, indien dat in die regels is bepaald. | Artikel 58s is een vangnet en geeft de minister de mogelijkheid binnen 2 weken extra maatregelen te nemen. Die moeten nog wel langs de Staten Generaal. Aan deze extra maatregelen kan de burgemeester dus ontheffing verlenen. |
Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. | |
3. Voordat de burgemeester een beslissing neemt omtrent de verlening van een ontheffing vraagt hij advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. | De burgemeester vraagt advies aan de GGD. Net als de regering alleen advies aan het RIVM vraagt. Andere maatschappelijke aspecten worden kennelijk niet meegewogen. |
4. De burgemeester verleent geen ontheffing, indien het belang van de bestrijding van de epidemie zich daartegen naar zijn oordeel verzet. Bij de afweging van de betrokken belangen betrekt de burgemeester in ieder geval: | Een burgemeester hoeft geen ontheffing te verlenen. Hij moet wel een belangenafweging maken maar hoeft zich niet te baseren op wetenschap of feiten, enkel op zijn eigen oordeel. We hebben gezien hoe burgemeesters handelen. Iedere burgemeester had iedere dag de lockdown kunnen opheffen, niet een deed het. En ze oordelen allemaal politiek correct, niet gebaseerd op feiten en wetenschap. |
a. de aard van de plaats, de aard van de activiteit en het aantal personen waarop de te verlenen ontheffing betrekking heeft; | Ja hier mogen ze rekening mee houden maar hoeft niet per se. |
b. de gevolgen die verlening van de ontheffing zou hebben voor de naleving van het bepaalde in artikel 58f, eerste lid, of van de krachtens artikel 58f, vierde of vijfde lid, vastgestelde regels, in en buiten de plaats waarop de te verlenen ontheffing betrekking heeft. | Het gaat er hier om dat de burgemeester er bij de ontheffing rekening mee houdt dat er nog wel een veilige afstand kan worden aangehouden. En of dat er andere gelijkwaardige hygiëne maatregelen (kunnen) worden genomen. |
§ 2. Veilige afstand en andere gedragsvoorschriften | |
Artikel 58f Veilige afstand | |
1. Degene die zich buiten een woning ophoudt, houdt een veilige afstand tot andere personen. | Die veilige afstand is de basis van de hele wet. Binnen of buiten, dat maakt niet uit, als de afstand maar veilig is. Of het wetenschappelijk onderbouwd is, maakt ook niet uit, mensen moeten afstand tot elkaar bewaren, dat is heilig. Behalve voor de situaties waar het voor de overheid zelf niet goed uitkomt, zo zullen we verderop zien. |
2. De veilige afstand wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, gehoord het RIVM. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd. | Hier staat dus, dames en heren, dat de ongekozen experts van het RIVM bepalen wat een veilige afstand is. Het RIVM dat niet ontvankelijk is gebleken voor andere inzichten van andere gerenommeerde wetenschappers. Het RIVM dat schijt heeft aan maatschappelijke en economische gevolgen, omdat het zich enkel op de bestrijding van het virus richt en zelf geen verantwoording hoeft af te leggen omdat het de regering is die uiteindelijk de beslissingen neemt. Dit is de meest fatale cirkelredenering die de Nederlandse geschiedenis ooit heeft gekend. |
3. De veilige afstand geldt niet: | |
a. tussen personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn; | Dat is rationeel. |
b. voor een opsporingsambtenaar, toezichthouder, zorgverlener, mantelzorger of geestelijke bedienaar of persoon die werkzaam is bij een justitiële inrichting, bij de politie, de brandweer, de krijgsmacht of in de kinderopvang, voor zover deze zijn taak niet op gepaste wijze kan uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand; | Politieagenten, boa’s, ME-ers, soldaten, dus de dienaars van de overheid zelf die met fysieke macht demonstranten kunnen tegenhouden en oppakken, zijn uitgezonderd van die veilige afstand. Alsof het virus zich van een praktische reden iets aan zou trekken. Het is wel begrijpelijk dat zij anders hun werk niet goed uit kunnen voeren maar dit is wel een sterk staaltje meten met twee maten, want dit geldt voor wel meer beroepen. Openbare orde is belangrijker dan horeca en kunst? Maar zonder lockdown is er vanzelf meer orde en dan hoeft er ook minder gehandhaafd te worden. Met lockdown is er trouwens weinig verschil met de orde, de overheid kiest er zelf voor om zoveel politie in te zetten tijdens demonstraties. |
c. voor degene jegens wie een onder b genoemde persoon zijn taak uitoefent; | Deze moet je even letterlijk lezen. Zorgverleners, zo zagen we bij lid b, hoeven ook geen veilige afstand aan te houden. Zij oefenen hun taak uit jegens patiënten, bewoners, cliënten. Hebben we het over ordehandhavers, dan stellen we vast dat zij hun taak uitoefenen jegens bijvoorbeeld demonstranten. Als je het zo leest hoeven demonstranten dus ook geen veilige afstand aan te houden. Klaar… |
d. tussen een persoon met een handicap of persoon tot en met de leeftijd van twaalf jaar en diens begeleider, voor zover die persoon zich niet met inachtneming van de veilige afstand jegens zijn begeleider buiten een woning kan ophouden. | |
4. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het eerste lid onder de in die regeling bepaalde omstandigheden niet van toepassing is, indien in die omstandigheden door het treffen van hygiënemaatregelen, het gebruik van beschermingsmiddelen of op andere wijze, een beschermingsniveau wordt bereikt dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat bereikt wordt door het houden van de veilige afstand. | Dit is de eerste van in totaal 16 keer dat de woordcombinatie ‘bij ministeriële regeling kan/kunnen’ in deze wet vermeld wordt. In dit artikel klinkt het nog aardig vriendelijk: de minister staat toe dat er een alternatief voor de veilige afstand mag worden gehanteerd. |
5. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het eerste lid. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. | Nog vriendelijker: er kan zelfs vrijstelling worden verleend. Toe maar. Wel weer eventueel aan voorwaarden gebonden. |
Artikel 58g Groepsvorming | |
1. Bij ministeriële regeling kunnen plaatsen, niet zijnde woningen, worden aangewezen, waar het niet is toegestaan zich in groepsverband op te houden met meer dan een bij die regeling vast te stellen aantal personen. | Hier de eerste dwingende ministeriële regeling: een samenscholingsverbod voor een specifieke plaats. |
2. Het eerste lid is niet van toepassing op: | |
a. de personen, bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder a en d, voor zover zij zich onderling ophouden; b. een persoon als bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder b en c; | Dit geldt dan weer niet voor de ordehandhavers. |
c. een persoon die in gemeenschap met anderen zijn godsdienst of levensovertuiging belijdt; | Gelovigen mogen wel samen komen. |
d. een vergadering of betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; | Het gaat hier niet per definitie om bijeenkomsten van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Het betreft de algemene vrijheid van vergadering en betoging. In die wet staat dat er wel regels gesteld kunnen worden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bescherming of voorkoming van wanordelijkheden. Maar lid 1 (samenscholingsverbod) is hier dus niet op van toepassing. Volgt u het nog? |
e. een verkiezing als bedoeld in de Kieswet; | Minister Ollongren kan dus de verkiezingen niet uitstellen. Dat is mooi want je zou kunnen stellen dat het eigen verantwoordelijkheid is om een veilige afstand aan te houden in de rij voor de stembus. Misschien weerhoudt dat de niet-wakkere mensen om te gaan stemmen. |
f. een vergadering van de Staten-Generaal of van een commissie daaruit; | Ze maken voor zichzelf een uitzondering. Merkwaardig. Durven ze zichzelf aan het corona gevaar bloot te stellen, zal het virus hen sparen omdat ze te belangrijk zijn voor het land, of geloven ze er zelf ook niet meer in? |
g. een vergadering van de gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, of van een door deze organen ingestelde commissie; | Ja even merkwaardig. |
h. een bijeenkomst van een internationale organisatie, die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk, of van een verdragspartij van een verdrag waarbij het Koninkrijk partij is; | Bij begripsbepalingen is ‘internationale organisatie’ niet gedefinieerd. Dus hebt u een bedrijf met een vestiging net over de grens, dan kan er geen samenscholingsverbod opgelegd worden. |
i. een bijeenkomst die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van een rechter of een officier van justitie in de uitoefening van zijn ambt of die dient ter behandeling van een bezwaar of administratief beroep. | En natuurlijk wordt er voor de rechterlijke macht ook een uitzondering gemaakt. |
Artikel 58h Openstelling publieke plaatsen | |
Bij ministeriële regeling kunnen publieke plaatsen worden aangewezen die niet of slechts onder in die regeling gestelde voorwaarden voor publiek mogen worden opengesteld. Tot de voorwaarden kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen als publiek aanwezig mag zijn. | Ministeriële regeling nummer 3. Feitelijk zijn al die ministeriële regelingen samen een behoorlijke mate van afschaffing van de democratie. De minister kan maar zo roepen dat winkels, musea, restaurants, theaters dicht moeten. Of een onrendabel laag aantal personen gelijktijdig mag toelaten. We zien nu dat de overheid geen wetenschappelijk onderbouwde noodzakelijke argumenten hanteert om hiertoe over te gaan. Dit artikel 58h is er dus een van pure STAATSTERREUR. Het doel en de reikwijdte van het hele artikel 58 wordt beschreven in artikel 58b, maar voorwaarden zijn dus in de praktijk boterzacht gebleken. |
Artikel 58i Evenementen | |
Bij ministeriële regeling kunnen evenementen worden aangewezen die niet of slechts onder voorwaarden mogen worden georganiseerd. Tot de voorwaarden kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen aan het evenement mag deelnemen. | Ministeriële regeling nummer 4. Ook weer onderdeel van de afschaffing van de democratie. |
Artikel 58j Overige regels | |
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over: | Een hele serie ministeriële regelingen: |
a. hygiënemaatregelen en het gebruik van beschermingsmiddelen, voor zover die geen betrekking hebben op het gebruik ervan in een woning; | Nummer 5. Gebruik van mondkapjes, ook al hebben ze geen enkele zin, zijn ze zelfs schadelijk. Mondkapjes zijn ook een vorm van intimidatie. Het is ook symboliek: je wordt gemuilkorfd, monddood gemaakt. Zowel Jaap van Dissel als Anthony Fauci hebben toegegeven dat mondkapjes in het openbare leven niet werken. Toch stelt de minister ze verplicht. Lang niet altijd, het zijn soms ook regels van organisaties zelf die het verplichtstellen, of uit onwetendheid, of uit overijverigheid, of angst natuurlijk. |
b. de uitoefening van beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste de veilige afstand te houden tot een klant of patiënt, met inbegrip van een verbod tot uitoefening daarvan; | Nummer 6. De minister heeft dus de vrije hand om beperkingen aan organisaties of activiteiten op te leggen. Dat kunnen ook onzin regels zijn, als hij er een draai aan kan geven dat het iets te maken heeft met virusbestrijding is het goed. Dat doen ze nu ook en het hoeft dan niet meer langs het parlement. DOODENG. |
c. het gebruik van voorzieningen die voor het publiek toegankelijk zijn, met inbegrip van een verbod tot het gebruik daarvan; | Nummer 7. Deze omschrijving is erg vaag en daarom helemaal doodeng. In de begripsbepaling staat geen definitie van ‘voorzieningen’. Dit kan dus van alles zijn. De minister kan dus de toegang tot van alles en nog wat limiteren of ontzeggen, want je kunt alles wel een voorziening noemen. TOTALITAIR. |
d. de bezettingsgraad van de plaatsen waar tegen betaling verblijf wordt aangeboden aan personen die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen met een adres in de gemeente waar dit verblijf wordt aangeboden. | Nummer 8. Hier kan de minister het hotelwezen de nek omdraaien. |
2. Artikel 1, eerste lid, van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding vindt geen toepassing voor zover de bij dat artikellid verboden gezichtsbedekking geheel of gedeeltelijk het gevolg is van het dragen van beschermingsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onder a. | In 2018 trad deze wet in werking, die het verbiedt om gedeeltelijk gezichtsbedekkende kleding te dragen. Bedoeld tegen een niqaab en dergelijke. Het is van de wetgever natuurlijk niet de bedoeling dat er slimmerikken zijn die zich achter deze wet verschuilen. Politieagenten in gevechtstenue dragen trouwens ook gedeeltelijk gezichtsbedekkende beschermingskleding. |
Artikel 58k Zorgplicht publieke plaatsen | |
1. Degene die bevoegd is tot het aan een publieke plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van een publieke plaats voor publiek, draagt ten aanzien van die publieke plaats zorg voor zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. | Concreet betekent dit dat de eigenaar of beheerder van een gebouw of een ruimte, toegankelijk voor publiek, ervoor moet zorgen dat men de veilige afstand en dergelijke in acht kán nemen. |
2. Indien de burgemeester van oordeel is dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j niet in acht kunnen nemen, kan hij een schriftelijke aanwijzing geven aan degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van die plaats voor publiek. | Kan die eigenaar of beheerder dat niet, dan krijgt hij een brief van de burgemeester. |
3. In de aanwijzing geeft de burgemeester met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het openstellen van die plaats voor publiek, de maatregelen treft. | De burgemeester schrijft in die brief aan welke maatregelen de ruimte niet voldoet en de eigenaar of beheerder krijgt een termijn waarbinnen hij dit in orde moet maken. |
4. In een spoedeisende situatie kan de burgemeester een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt. | |
Artikel 58l Zorgplicht besloten plaatsen | |
1. Degene die bevoegd is tot het aan een besloten plaats, niet zijnde een woning, treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot een besloten plaats van personen, draagt ten aanzien van die besloten plaats zorg voor zodanige voorzieningen of toelating dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. | Nog even, wat is een besloten plaats: een andere dan openbare of publieke plaats en een daarbij behorend erf, met inbegrip van gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; Dat is dus een clubgebouw, sportkantine, een kantoor, een bouwkeet, om maar wat te noemen. |
2. Indien de besloten plaats een ruimte betreft waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend en Onze Minister van oordeel is dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j niet in acht kunnen nemen, kan hij een schriftelijke aanwijzing geven aan degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot die plaats van personen. Indien de besloten plaats een ruimte betreft waar geen beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, is de burgemeester bevoegd deze aanwijzing te geven. | Weer een brief van de burgemeester. Of van de minister zelf. |
3. In de aanwijzing geeft Onze Minister onderscheidenlijk de burgemeester met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen degene die bevoegd is tot het aan die plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten tot die plaats van personen, de maatregelen treft. | Je krijgt weer een termijn om het in orde te maken. |
4. In een spoedeisende situatie kan Onze Minister onderscheidenlijk de burgemeester een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt. | |
5. Het tweede tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen plaatsen onder in die regeling gestelde voorwaarden. | |
Artikel 58m Maatregelen voor openbare plaatsen | |
Indien de burgemeester van oordeel is dat de omstandigheden op een openbare plaats zodanig zijn dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j niet in acht kunnen nemen, of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan hij de bevelen geven die nodig zijn om de naleving van deze artikelen op een openbare plaats te verzekeren. | Hier gaat het een stapje verder. De burgemeester gaat bevelen geven om te waarborgen dat de maatregelen wel moeten worden nageleefd. Wat dan? Toezichthoudend personeel dat koppen gaat tellen en mensen maant of wegstuurt? Eenrichtingsverkeer in openbare plaatsen? Stoplichten? Vrijwilligers met knijpflessen en ontsmettingsdoekjes? |
Artikel 58n Maatregelen voor besloten plaatsen | |
Indien door een gedraging of activiteit in of vanuit een besloten plaats, niet zijnde een woning, een ernstige vrees voor de onmiddellijke verspreiding van het virus SARS-CoV-2 ontstaat, kan de burgemeester de bevelen geven die nodig zijn voor de beëindiging van de gedraging of activiteit en de daar aanwezige personen bevelen zich onmiddellijk te verwijderen. | Heb je een leuk feestje, of is het gezellig in de kantine, maar net iets te? Dan wordt de burgemeester boos. De activiteiten moeten onmiddellijk worden gestaakt en iedereen moet naar huis. |
§ 3. Sectorspecifieke bepalingen | |
Artikel 58o Zorgaanbieders en zorglocaties | |
1. Een zorgaanbieder draagt zorg voor een zodanige openstelling, inrichting en zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning dat de aanwezige personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels redelijkerwijs in acht kunnen nemen. | Er staat niet bij ‘bij ministeriële regeling’, maar het is er wel een: nummer 9. |
2. Indien Onze Minister van oordeel is dat personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, de in het eerste lid genoemde regels onvoldoende in acht kunnen nemen, kan hij de zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven. In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten de aanwezige personen de regels niet in acht kunnen nemen, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de zorgaanbieder de maatregelen treft. In een spoedeisende situatie kan Onze Minister een bevel geven. Indien het bevel mondeling wordt gegeven, wordt het zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt. | Weer die brief van de burgemeester. En een termijn. |
3. Indien dit naar het oordeel van Onze Ministers noodzakelijk is om verspreiding van het virus SARS-CoV-2 naar dan wel vanuit een zorglocatie te voorkomen, kunnen bij ministeriële regeling beperkingen of andere voorwaarden worden gesteld aan het door de zorgaanbieder toelaten tot zorglocaties van personen die niet bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning betrokken zijn of die geen mantelzorger zijn, tenzij het belang van de volksgezondheid niet opweegt tegen de belangen van de cliënten en patiënten bij die toegang. In de ministeriële regeling kan onderscheid worden gemaakt tussen zorglocaties of categorieën daarvan. | Ministeriële regeling nummer 10. |
4. Beperkingen of andere voorwaarden als bedoeld in het derde lid hebben geen betrekking op: | |
a. toegang van een familielid of naaste tot een in de zorglocatie verblijvende persoon van wie de behandelend arts verwacht dat deze op korte termijn zal overlijden; | Dit is wel een soort verbetering. Als iemand bijna doodgaat dan mag de familie wel dichtbij komen. Maar een bejaarde die niet bijna dood is, moet nog steeds in eenzaamheid wegkwijnen? |
b. toegang in verband met het horen van een cliënt als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten of het horen van betrokkene als bedoeld in de artikelen 6:1, derde lid, en 7:1, derde lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg; | Geen verstand van. |
c. toegang van advocaten en cliëntenvertrouwenspersonen als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, en advocaten en patiëntenvertrouwenspersonen als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. | Idem. |
5. De artikelen 58l en 58n zijn niet van toepassing. | |
Artikel 58p Personenvervoer | |
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het aanbieden van bepaalde categorieën van personenvervoer geheel of gedeeltelijk verboden is. | Ministeriële regeling nummer 11. Nogmaals, de minister hoeft met zo’n maatregel niet meer langs de volksvertegenwoordigers. Hij hoeft er ook geen wetenschappelijke onderbouwing voor te hebben, want dat staat er niet en is nu ook niet zo. STAATSTERREUR. |
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer. Hierbij kan worden afgeweken van artikel 58f, derde lid, onder a. | Ministeriële regeling nummer 12. Idem. |
Artikel 58q Onderwijsinstellingen | |
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het verrichten van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen geheel of gedeeltelijk verboden is en kunnen beperkingen of andere voorwaarden worden gesteld aan het verrichten van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen onderwijsinstellingen of categorieën daarvan. | Ministeriële regeling nummer 13. In het onderwijs zijn er overwegend jonge mensen. Deze zijn aantoonbaar minder bevattelijk voor (corona-)virussen. Maar daar trekt de wetgever en handhaver zich niks van aan. |
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens het eerste lid zijn belast de ambtenaren van de inspectie van het onderwijs die zijn belast met het toezicht op de naleving van bij of krachtens een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1, van de Wet op het onderwijstoezicht gegeven voorschriften. | De onderwijsinspectie mag weer voor politieagent spelen. |
Artikel 58r Kinderopvang | |
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het verboden is kinderopvang geheel of gedeeltelijk geopend te hebben. | Ministeriële regeling nummer 14. En hoeveel kinderen zijn er ziek geweest van het virus? |
2. In de ministeriële regeling kunnen in ieder geval kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang worden uitgezonderd die opvang bieden aan: | Ministeriële regeling nummer 15. Uitzonderingsmogelijkheden, maar wel onder strenge voorwaarden. |
a. kinderen van ouders die werken in bij ministeriële regeling aangewezen cruciale beroepen of vitale processen; | Kinderen van politieagenten moeten natuurlijk wel naar de opvang kunnen anders kunnen de demonstranten niet tegengehouden worden. |
b. kinderen in bij die regeling aangewezen leeftijdscategorieën; en | |
c. kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. | Moeilijke thuissituaties krijg je steeds meer als de lockdown langer aanhoudt. |
3. In de ministeriële regeling kan de burgemeester worden opgedragen om locaties aan te wijzen, onderwijsinstellingen daaronder begrepen, die tot vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week opvang bieden aan kinderen als bedoeld in het tweede lid. Op deze locaties zijn de eisen, genoemd in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2, van de Wet kinderopvang, van overeenkomstige toepassing. In de ministeriële regeling kunnen daarvan eisen worden uitgezonderd. | Ministeriële regeling nummer 16. |
4. In afwijking van artikel 58j, eerste lid, onder a, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over hygiënemaatregelen en het gebruik van beschermingsmiddelen, voor zover een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang in een woning is gevestigd. Dit geldt tevens voor opvang in een woning die wordt geboden op grond van het derde lid. | Ministeriële regeling nummer 17. Dit betreft hygiëne maatregelen: mondkapjes en knijpflessen e.d. |
5. De artikelen 1.61, 1.62, vierde en vijfde lid, 1.63 tot en met 1.66, 1.67a, 1.72 en 1.80 van de Wet kinderopvang zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de handhaving van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels in de kinderopvang. Artikel 1.81 van die wet is van overeenkomstige toepassing, voor zover de houder reeds is geregistreerd in het landelijk register kinderopvang. Het tweede, derde en vierde lid van artikel 58l zijn niet van toepassing. | |
§ 4. Overige bepalingen | |
Artikel 58s Vangnet | |
1. Indien zich een omstandigheid voordoet waarvoor de krachtens dit hoofdstuk geldende maatregelen niet toereikend zijn, kunnen bij ministeriële regeling andere maatregelen worden genomen die de kans op verspreiding van het virus SARS-CoV-2 redelijkerwijze beperken. Na de plaatsing in de Staatscourant van een krachtens de eerste zin vastgestelde ministeriële regeling wordt onverwijld en zo mogelijk binnen twee weken een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp bij de Tweede Kamer van de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, trekt Onze Minister de regeling binnen een week daarna in. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan trekt Onze Minister de ministeriële regeling in op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. Op de intrekkingsregeling is artikel 58c niet van toepassing. | Ministeriële regeling nummer 18. Hier gaat de bevoegdheid van de minister nog verder. Als de minister de maatregelen nog niet genoeg vindt, kan hij extra maatregelen nemen tegen de virusverspreiding. In tegenstelling tot de algemene procedure van deze wet, die in 58c beschreven staat, moeten deze extra maatregelen wel langs de Tweede kamer. |
2. Indien zich een omstandigheid voordoet waarin een in dit hoofdstuk bedoelde ministeriële regeling niet zodanig tijdig tot stand kan komen als ter bestrijding van de epidemie noodzakelijk is, kan Onze Minister ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, de voorzitter van de veiligheidsregio opdragen toepassing te geven aan de hem in artikel 39, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet veiligheidsregio’s toegekende bevoegdheid om krachtens artikel 176 van de Gemeentewet algemeen verbindende voorschriften vast te stellen ter bestrijding van de epidemie. Binnen twee weken na de vaststelling van die opdracht wordt een ministeriële regeling vastgesteld tot regeling van de in die voorschriften genoemde onderwerpen. | Maar als de minister vindt dat die twee weken te lang duren kan hij ook direct via de voorzitters van de veiligheidsregio’s maatregelen in laten gaan. Hij draagt in feite alle burgemeesters op om de extra maatregelen uit te voeren, die hij zelf niet mag nemen en waarvoor de Tweede Kamer nog 2 weken de tijd krijgt. Dit is een beetje zoals de noodverordeningen van de huidige lockdown werken, maar aangezien die niet helemaal bedoeld zijn zoals ze hier gebruikt worden, krijgen ze met ‘dictatoriale’ artikeltje een ‘wettelijke basis’, zoals dat zo geruststellend heet. |
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid voor een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van die ministeriële regeling toepassing gegeven aan de tweede tot en met vijfde zin van het eerste lid. | Hier staat feitelijk dat het niet gaat om extra maatregelen zoals in de eerste zin van het eerste lid van dit artikel 58s, maar het gaat over de uitvoering van artikel 7, eerste lid. Geen idee welk artikel 7 want dat staat er niet bij. |
Artikel 58t Verantwoording en informatievoorziening | |
1. Onze Minister zendt maandelijks aan beide Kamers van de Staten-Generaal een met redenen omkleed overzicht van de krachtens dit hoofdstuk geldende maatregelen. | Dat is wel het minste. |
2. De burgemeester verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot de uitoefening van bevoegdheden op grond van dit hoofdstuk nodig heeft. De gegevens en inlichtingen worden kosteloos verstrekt door tussenkomst van de voorzitter van de veiligheidsregio. | |
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort informatie die de burgemeester verstrekt en de wijze waarop de burgemeester de gegevens en inlichtingen verzamelt en verstrekt. | Ministeriële regeling nummer 19. |
4. De burgemeester is aan de gemeenteraad verantwoording schuldig over het door hem krachtens dit hoofdstuk gevoerde bestuur. Het tweede en derde lid van artikel 180 van de Gemeentewet zijn van toepassing. | Net als dat de burgemeester nu ook verantwoording is verschuldigd voor het handhaven van de lockdown. En wat doen deze derderangs volksvertegenwoordigers er mee? |
Artikel 58u Last onder bestuursdwang en last onder dwangsom | |
1. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van: | Onder ‘last onder bestuursdwang’ wordt verstaan een herstelsanctie, een last tot het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. Ten tweede betekent dit de bevoegdheid van een bestuursorgaan tot het overgaan van ontruimen van een plaats, beletten van overtreding en herstellen van de overtredingstoestand. Dit kom je in meerdere wetteksten tegen. |
a. het bepaalde krachtens de artikelen 58j, eerste lid, en 58s, eerste lid, eerste zin, indien de overtreding wordt begaan op een besloten plaats; | |
b. het bepaalde krachtens de artikelen 58l, tweede lid, eerste zin, en – indien het een bevel van Onze Minister betreft – vierde lid, 58o, tweede en derde lid, 58p en 58q, eerste lid. | |
2. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58f, eerste en vierde lid, en vijfde lid, tweede zin, en 58g, eerste lid, indien de overtreding wordt begaan op een besloten plaats. | |
3. De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van: | |
a. het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58h en 58i; | |
b. het bepaalde krachtens de artikelen 58j, eerste lid, en 58s, eerste lid, eerste zin, indien de overtreding wordt begaan op een openbare of publieke plaats. | |
4. De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 58f, eerste en vierde lid, en vijfde lid, tweede zin, en 58g, eerste lid, indien de overtreding wordt begaan op een openbare of publieke plaats. | |
B | |
Na artikel 64 wordt een artikel ingevoegd, luidende: | |
Artikel 64a Grondslag voor aanwijzing andere toezichthouders dan IGJ en NVWA | |
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk Va of onderdelen daarvan, met uitzondering van de artikelen 58q en 58r, zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat. | |
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. | |
C | |
In hoofdstuk VII wordt na artikel 65 een paragraaf ingevoegd, luidende: | |
§ 1a. Opsporing | |
Artikel 65a Grondslag voor aanwijzing buitengewone opsporingsambtenaren | |
1. Met de opsporing van de in artikel 68bis strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister of van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat. | Overtredingen van dit artikel worden zwaar aangerekend. Het valt direct onder het strafrecht. BES is de afkorting voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. |
2. De aangewezen ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht dan wel de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf. | |
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. | |
D | |
In paragraaf 2 van hoofdstuk VII wordt na artikel 68 een artikel ingevoegd, luidende: | |
Artikel 68bis Strafbaarstellingen en strafsancties regels hoofdstuk Va | |
1. Met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens: | |
a. artikel 58e, tweede lid, laatste zin, voor zover het een ontheffing betreft van het bepaalde bij of krachtens artikel 58g, eerste lid; of | 58e is ontheffing 58g is groepsverband |
b. artikel 58f, eerste, vierde of vijfde lid, tweede zin, of 58g, eerste lid. | 58f is veilige afstand, lid 1 is veilige afstand lid 4 is hygiëne maatregelen lid 5 is vrijstelling |
2. Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens: | |
a. artikel 58e, tweede lid, laatste zin, voor zover het een ontheffing betreft van bepaalde bij of krachtens artikel 58h of 58i of van de in artikel 58e, tweede lid, onder b, bedoelde regels; of | 58e is ontheffing 58h is openstelling publieke plaats 58i is evenementen |
b. artikel 58h, 58i, 58j, eerste lid, 58k, tweede lid, 58l, tweede lid, eerste of tweede zin, 58o, tweede lid, eerste zin of derde lid, eerste zin, 58p, eerste of tweede lid, 58q, eerste lid, eerste zin, of 58s, eerste lid, eerste zin. | 58j is hygiënemaatregelen 58k is zorgplicht m.b.t. voorzieningen op openbare plaatsen 58l idem in besloten plaatsen 58o idem op zorglocaties 58p idem in het personenvervoer 58q idem in het onderwijs 58s is het vangnet |
3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. | |
E | |
In artikel 68b wordt na “47a,” ingevoegd “58r, derde lid, tweede en derde zin, en vijfde lid,”. | Iemand die dit begrijpt? |
F | |
Na artikel 68k wordt een artikel ingevoegd, luidende: | |
Artikel 68ka Last onder dwangsom BES | |
1. Op de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 58u genoemde bepalingen zijn de artikelen 5:5 tot en met 5:10, 5:31d tot en met 5:34, 5:37 en 5:38 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. | Last onder dwangsom betekent gewoon een boete. |
2. De bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd. Op de invordering is artikel 68k, zesde tot en met tiende lid, van overeenkomstige toepassing. | |
ARTIKEL II OVERGANGSBEPALING BIJ VERVAL ARTIKEL 1 TIJDELIJKE WET COVID-19 JUSTITIE EN VEILIGHEID | |
Indien artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is vervallen op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt of vervalt op een later tijdstip, blijft dat artikel vanaf dat tijdstip van toepassing op de procedures, bedoeld in de artikel 58c, tweede lid, en 58f, tweede lid, tweede zin, van de Wet publieke gezondheid. | Lastig te begrijpen voor niet-juristen. Waarschijnlijk bedoelen ze dat de procedure moet worden afgemaakt wanneer de wet vervalt midden in de week dat de ministeriële regeling bij de Staten-Generaal ligt. |
ARTIKEL III WIJZIGING ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET | |
Aan artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt een lid toegevoegd, luidende: | |
7. De bevoegdheden uit het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 bij of krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven maatregelen dan wel andere maatregelen die de kans op verspreiding van het virus SARS-CoV-2 gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening kunnen beperken, in ernstige mate niet worden getroffen. | De ARBO wordt er bij gehaald. Kort gezegd, de bestaande ARBO-wetgeving moet ook worden nageleefd om reden van de bestrijding van Covid-19. Plus dat de (tijdelijke) Covid-19 maatregelen hiermee gezegd ook onderdeel uitmaken van de ARBO-wetgeving. Dat lijkt tenminste wat ze hier zullen bedoelen, maar je kunt de zin tien keer lezen en dan begrijp je hem nog niet. |
ARTIKEL IV WIJZIGING ARBEIDSVEILIGHEIDSWET BES | |
Aan artikel 2 van de Arbeidsveiligheidswet BES wordt een lid toegevoegd, luidende: | |
12. De bevoegdheden uit het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 bij of krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven maatregelen dan wel andere maatregelen die de kans op verspreiding van het virus SARS-CoV-2 gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening kunnen beperken, in ernstige mate niet worden getroffen. | |
ARTIKEL V WIJZIGING WET KINDEROPVANG | |
In de Wet kinderopvang wordt na artikel 1.57d een artikel ingevoegd, luidende: | |
Artikel 1.57e | |
1. Bij regeling van Onze Minister kunnen kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang tijdelijk worden vrijgesteld van een of meer artikelen van deze paragraaf, indien naleving van die artikelen redelijkerwijs niet gevergd kan worden vanwege bijzondere omstandigheden die verband houden met de bestrijding van de epidemie van covid-19. Aan de vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. | Ook een ministeriële regeling, maar dan andersom geformuleerd. Nummer 20 dus. Hier betreft het een eventuele vrijstelling, maar wel met eventuele extra voorschriften en beperkingen. Bedenk nog steeds dat dit niet langs de Tweede Kamer hoeft ter goedkeuring dus hoe democratisch is dit? |
2. Een vrijstelling geldt voor de duur van ten hoogste drie maanden en kan telkens voor ten hoogste drie maanden bij regeling van Onze Minister worden verlengd. | Hier zien we een voorbeeld van hoe een tijdelijke maatregel definitief gemaakt kan worden: hij wordt gewoon iedere keer weer verlengd. |
ARTIKEL VI WIJZIGING WEGENVERKEERSWET 1994 | |
Aan artikel 2, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: | We zien hier dat de Covid-19 wet ingrijpt op van allerlei bestaande wetgeving |
c. de bestrijding van de epidemie van covid-19. | Lid 2 betekent dat de WVW 1994 strekt tot: a) voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu; b) het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden. En daar komt dus nu bij c) de bestrijding van covid-19. |
ARTIKEL VII Anterieure gemeentelijke verordeningen en eilandsverordeningen | |
Artikel 122 van de Gemeentewet en artikel 216 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn niet van toepassing op de bepalingen van gemeentelijke verordeningen onderscheidenlijk eilandsverordeningen die voorzien in bestrijding van de 13 epidemie, bedoeld in hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid, en niet met het bepaalde bij of krachtens dat hoofdstuk in strijd zijn. | |
ARTIKEL VIII VERVALBEPALING | |
1. Met ingang van zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet vervallen: | |
a. hoofdstuk Va, paragraaf 1a van hoofdstuk VII en de artikelen 64a, 68bis en 68ka van de Wet publieke gezondheid; | Hoofdstuk Va is het hele artikel 58. |
b. artikel 28, zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet; | |
c. artikel 2, twaalfde lid, van de Arbeidsveiligheidswet BES; | |
d. artikel 1.57e van de Wet kinderopvang. | |
2. Bij koninklijk besluit kan voor in het eerste lid genoemde bepalingen of onderdelen daarvan worden bepaald dat zij op een eerder tijdstip vervallen. | De koning kan besluiten dat het eerder moet stoppen. |
3. Bij koninklijk besluit kan voor in het eerste lid genoemde bepalingen of onderdelen daarvan worden bepaald dat zij op een later tijdstip vervallen, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste drie maanden na het tijdstip ligt waarop die bepalingen of onderdelen zouden vervallen. | De koning kan ook besluiten dat het verlengd wordt. Weliswaar met maximaal 3 maanden, maar het aantal keren is niet beperkt. |
4. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede of derde lid, wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd. | |
ARTIKEL IX TERUGWIJZIGING ARTIKEL I, ONDER E, EN ARTIKEL VI | |
1. Met ingang van het tijdstip waarop artikel 58r van de Wet publieke gezondheid vervalt, vervalt in artikel 68b van de Wet publieke gezondheid “58r, derde lid, tweede en derde zin, en vijfde lid,”. | |
2. Met ingang van het tijdstip waarop artikel 58m van de Wet publieke gezondheid vervalt, vervalt artikel 2, tweede lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 2, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 door een punt. | |
ARTIKEL X | |
INWERKINGTREDING | |
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. | De koning besluit dus uiteindelijk. Al is dat formeel, hij maakt het besluit. |
ARTIKEL XI CITEERTITEL | |
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet maatregelen covid-19. | Ja zo heet dat ding. |
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. | Bestuurders en ambtenaren, gij zult gehoorzamen. Zelf nadenken is niet nodig. Uw moraal en geweten zijn niet belangrijk, die mag u thuis laten. De regering bepaalt wat goed is voor haar onderdanen. Bij ministerieel besluit. Bij koninklijk besluit. Bij de gratie gods. |
Gegeven | |
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, | Minister Hugo de Jonge |
Oo oo oo, wat doet die man ons aan!? | |
De Minister van Justitie en Veiligheid, | Minister Ferd Grapperhaus |
En wat doet hij ons aan!? | |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, | Minister Kajsa Ollongren |
En zij, wat doet zij ons aan!? |
CONCLUSIE
Een belangrijke conclusie na het analyseren van de wet is dat het er een is die verregaande consequenties kan hebben voor alle burgers, voor de maatschappij als geheel, voor de economie, voor de gezondheid van de bevolking, voor de levensvatbaarheid van allerlei sectoren, en eigenlijk allemaal in negatieve zin. Het is belangrijk deze wet ook in de context te zien van allerlei maatschappelijke aangelegenheden die nu spelen. Of eigenlijk al langer speelden maar nu aan de oppervlakte komen.
Het blijft opmerkelijk dat de wet uitsluitend van toepassing is op het Covid-19 virus, want die is voorbij. Als er een tweede golf gaat uitbreken zullen ze hem vrijwel zeker weer Covid-19 gaan noemen anders hadden ze deze wet niet hoeven maken.
De verregaande consequenties zitten hem in het feit dat het een voortzetting is van de lockdown zoals we die min of meer kennen. We zien hoe ingrijpend en desastreus dat is. Verder zien we in deze wet ruim 21 keer de term ‘bij ministeriële regeling kan/kunnen’ voorbij komen, hetgeen neerkomt op maatregelen die de minister zonder verdere democratische controle kan doorvoeren. Formeel moet het bijdragen aan de epidemiebestrijding en moet het evenredig zijn. Maar we hebben gezien hoe de regering zoiets interpreteert. Tot nu toe lijken de lockdown maatregelen niet bij te dragen aan de volksgezondheid, en de evenredigheid is ook ver te zoeken. Van wetenschappelijke onderbouwing lijkt de minister zich ook niet altijd wat aan te trekken, komen we zo op.
Met de zojuist genoemde maatschappelijke aangelegenheden bedoelen we eigenlijk dat het er op lijkt dat we zo’n actie als het invoeren van deze wet moeten zien in verband met zaken als de propagandistische media, de verplichte vaccinatie die eraan zit te komen, de farmaceutische industrie die nogal veel macht blijkt te hebben, de WHO die hier voorschrijft wat we tijdens een pandemie moeten doen, maar ondertussen door Bill Gates met zijn vaccinpropaganda wordt gesubsideerd. Complottheoriën? Ja dat zal best. Bewijzen? Ja die zijn er volop, maar je moet wel je ogen open doen. En het past allemaal wel in de agenda 2030, in het patroon. Maar voor wie het niet wil zien, die bekijkt het gewoon als allemaal los van elkaar staande gebeurtenissen. De waarheid zal zich niet voegen naar de perceptie van individuen.
Heel duidelijk is dat de wet vanuit een monovisueel oogpunt is opgesteld. Alleen de opvattingen van het RIVM doen er toe. Daar is van alles op aan te merken, maar de opstellers van de wet houden stoïcijns vast aan de wetenschappelijke inzichten van het RIVM. Onderzoekers die zich er in verdiept hebben stellen vast dat het RIVM niet onafhankelijk is. Wetenschappers die de wetenschappelijke adviezen van het RIVM onder de loep hebben genomen stellen vast dat veel van de adviezen de prullenbak in kunnen en spreken over pseudowetenschap. Wat dat betreft is het beschamend dat de regering geen oog heeft voor heldere inzichten van andere wetenschappers. Wat doe je je bevolking aan is dan een terechte vraag. Nou heel veel, zo zagen we in bovenstaande analyse.
Waar de hele wet steeds maar weer op neer komt is artikel 58f lid 1, de veilige afstand. Anderhalve meter staat nergens genoemd. Het RIVM noemt een afstand en de afstand wordt vastgelegd bij algemene maatregel van bestuur. Dat zou theoretisch een afwijkende afstand mogen zijn maar tot nu neemt de regering de geadviseerde anderhalve meter gewoon over. Die anderhalve meter is niet wetenschappelijk onderbouwd en ook uit de praktijk blijkt niet dat die anderhalve meter zin heeft. Getuige landen als Zweden en Japan waar ze geen lockdown hadden en die anderhalve meter niet hebben hoeven aanhouden. Getuige ook de drukte op Hemelvaartsdag en de Amsterdamse demonstratie op 1 juni 2020. Ook geen anderhalve afstand aangehouden en ook geen uitbraken tot gevolg gehad. Ook andere maatregelen die het virus zouden moeten bestrijden, zoals hygiëne maatregelen zijn niet goed wetenschappelijk onderbouwd.
Het invoeren van een wet die slecht of niet onderbouwd is en waarvan niet is aangetoond dat het veilig en effectief is, zou niet mogen worden ingevoerd. Sterker nog, deze wet zouden ze niet eens mogen indienen. Te vrezen valt dat de wet er gewoon door komt. Want, de felste oppositie zegt ‘we staan er niet om te springen’, wat neerkomt op ‘het is bespreekbaar’. Dat geeft weinig hoop op een goed einde. Want de enige juiste reactie vanuit democratisch perspectief gezien is: weg met dit voorstel, verscheuren, verbranden, weggooien en nooit meer over beginnen, hoe durf je dit voor te stellen!!!
Maar wat moeten we nu als bevolking. Het is niet in onze handen. Het is nooit een verkiezingsthema geweest. Er is nooit een volksraadpleging geweest. Het zou nooit door een referendum komen. Geen enkele politieke partij zou hiermee campagne durven voeren, of inmiddels wel, als je ziet hoe makkelijk de bevolking overal intrapt.
Om op een vraag in de inleiding terug te komen: komen we in het rijtje DDR, China en Noord-Korea? Welnu, we worden hier niet communistisch maar voor wat betreft totalitaire controle door de overheid passen we absoluut in dat rijtje. Wat de minister voorstelt met de bijbehorende handhaving daarvan kun je stellen dat het een politiestaat wordt. Een digitale politiestaat.
Maar we kunnen wel wat doen. We moeten hameren op artikel 58b lid 2. Met verwijzing naar dit lid kun je in de meeste gevallen feitelijk onder de hele wet uit komen. Daar is wellicht wel een goede advocaat en een redelijke rechter voor nodig maar het biedt wel een krachtig aanknopingspunt. En zo zijn er wel meer zwakke plekken in het wetsvoorstel die aangegrepen kunnen worden voor een succesvol verweer mocht je belast worden met een dwangsom. Beter nog is zien te voorkomen dat de wet wordt aangenomen. Hoe doen we dat?
We moeten massaal laten zien dat we dit niet willen. We moeten onze volksvertegenwoordigers inpeperen dat dit het laatste is waar we op zitten te wachten. Want eigenlijk komt deze Covid-19 wet neer op een regelrechte oorlogsverklaring aan de bevolking. Bestook dus parlementsleden, maar ook politieke partijen en natuurlijk ook de ministers die dit indienen. En wijs elkaar als medeburgers op deze wet. Of je nou wakker bent of niet, het is hoe dan ook belangrijk te weten wat de inhoud is van zo’n ingrijpende wet. Het zou heel democratisch zijn als er over zo’n ingrijpende wet op zijn minst een enigszins brede maatschappelijke discussie gevoerd zou worden. Zoals het er nu naar uit ziet is het alleen de relatief kleine maar fanatieke groep wakkere burgers die zich hier druk om maakt. En dat is een uitermate zorgelijke situatie, voor iedereen!
Ik ben het er helemaal mee eens.
Het lijkt helemaal op de tijd van de 2e wereldoorlog.
Toen werden er maatregelen getroffen voor de joden. Elke dag meer. En ze MOESTEN opgevolgd worden door de overheidsinstanties. Het leverde zelf geld op (f7,50) per persoon wanneer je een jood of sympathisant verraadde.
Als het zo doorgaat zal dat hier ook gebeuren.
Zeer nuttig artikel!
Ik heb mijn kennissenkring enige tijd geleden ingelicht over deze wet en de zorgen die ik mij maak om het ontbreken van het democratische gehalte. Ik had een conceptmailbericht daarover opgesteld voor de Vaste Commissie van Justitie en Veiligheid en die rondgestuurd naar familie en vrienden, zodat die dat konden ondertekenen en zo is het naar de Tweede Kamercommissie gegaan.
Maar ik vond het onthutsend om te merken dat zoveel kennissen van wie ik het niet verwachtte het allemaal prima vinden wat de overheid nu doet. (En juist enkele mensen bij wie je inschatte dat die misschien wel niet mee zouden doen, ondertekenden de mail.)
Met een kennis heb ik zelf per mail een hele discussie gehad (in pais en vree, gelukkig) over wat er wel en niet aan klopt. (Over dat laatste: er klopt natuurlijk helemaal niets van deze wet!)
Dankjewel voor deze analyse. Het stelt de idiotie, kwetsbaarheid en verregaande buitenproportionaliteit van zowel bevoegdheden van de regering alsook de rol van het RIVM aan de kaak.
Avondklok per direct ongeldig na uitspraak rechtbank (maar MSM spreken van het tegenovergestelde):
https://duckduckgo.com/?q=Avondklok+per+direct+ongeldig+na+uitspraak+rechtbank+&atb=v258-4__&ia=web
https://www.nu.nl/coronavirus/6116695/avondklok-per-direct-opgeheven-na-uitspraak-rechter.html
https://www.parool.nl/nederland/avondklok-per-direct-ongeldig-na-uitspraak-rechtbank~b1f5a9ba/?utm_campaign=shared_earned&utm_medium=social&utm_source=copylink&referrer=https%3A%2F%2Fwww.dlmplus.nl%2F2021%2F02%2F15%2Fje-doet-het-voor-een-ander%2F%3Funapproved%3D9283%26moderation-hash%3Dbe750c04cb588c7a524a56446f5cc7dd
Dus, kunnen wij de avondklok aan de kant schuiven en elke BOA en agent netjes aangeven dat zij ons geen boete mogen opleggen omdat die wettelijk niet onderbouwd is, en onwettelijke bevelen hoeven wij niet op te volgen?
Natuurlijk, via de MSM geeft oa het RIVM aan dat de avondklok effectief werkt (onzin en leugen).
Waar staan wij nu mbt. de avondklok?
https://principia-scientific.com/cdc-fda-confess-they-had-no-virus-they-created-the-test-for/